In de jaren 80 krijgt NS te maken met een explosieve stijging van de reizigersaantallen. NS denkt daarom na op wat voor manier ze de capaciteit op het spoor kunnen vergroten. NS besteld voor het eerst dubbeldeksrijtuigen, rijtuigen met twee verdiepingen waar reizigers kunnen zitten. In 1984 komt het eerste Nederlandse dubbeldekker-rijtuig aan in Nederland. Het rijtuig is van het type DDM-1, naar Frans ontwerp. Het Nederlandse ontwerp heeft hogere en bredere stoelen, ruimere trappen en meer ruimte om in- en uit te stappen dan de Franse treinen. Naast DDM-rijtuigen worden er ook 13 stuurstandrijtuigen gebouwd. De stammen bestaan uit een loc uit de serie 1600, 5 rijtuigen en een stuurstandrijtuig. Door het stuurstandrijtuig hoeft de locomotief niet om te lopen. De 13 nieuwe stuurstandrijtuigen krijgen namen van bedreigde diersoorten: Condor, Ooievaar, Bizon, Walvis, Neushoorn, Arend, Zeehond, Tijger, Cheeta, Dolfijn, Otter, Panda en Olifant. Deze laatste (ABv 26-37 618) wordt bewaard door Het Spoorwegmuseum, samen met een tussenrijtuig (Bvk 26-37 108) met 1e en 2e klasse zitplaatsen. In 1985 komen de eerste stammen in dienst, ze werden ingezet op routes met drukke forensentreinen in de Randstad. In 2010 komt veel nieuw materieel in dienst, wat de oude dubbeldekkers langzamerhand overbodig maakt. De dubbeldekker van Het Spoorwegmuseum doet wegens materieelgebrek enige tijd dienst bij NS maar maakt inmiddels weer deel uit van de museumcollectie.

Op 21 april 2016 heeft de DB Cargo 6417 de 1201, de DDM Bvk 26-37 108 rijtuig en de Blokkendoos van Blerick naar Utrecht gebracht.